• Onderzoek & Advies
  • Ziekten & Plagen
  • Beheer & Beleid
  • Uitvoeringsbegeleiding
  • Ecologie

Spinsels en processies

Elk voorjaar bereiken u als beheerder vragen over de
wit ingepakte bomen en struiken in tuinen, parken en
plantsoenen. Meidoorns, kardinaalsmuts en, het meest
spectaculair, zelfs volwassen schietwilgen worden soms
compleet ingekapseld. Bewoners maken zich zorgen om
de bomen maar ze zijn soms ook bevreesd voor mogelijke
gevolgen voor hun eigen gezondheid. Deze angst wordt
aangewakkerd door de soms weinig genuanceerde
publicaties over de eikenprocessierups Thaumetopoea
processionea
in de media.

Boven de grote rivieren leverden dergelijke vragen tot voor
kort geen problemen op. Al dit soort meldingen betrof immers
één van de vele soorten spinselmot Yponomeuta species; de
eikenprocessierups kwam hier namelijk nog niet voor. Maar
recent is het verspreidingsgebied van de eikenprocessierups
aanzienlijk uitgebreid en in het voorjaar van 2009 was het
dan zo ver; tot in Amsterdam werden er nesten
waargenomen. Eerst in Zuidoost maar later ook in het
Amsterdamse Bos en in Slotervaart.

Het is voor u dan ook zaak om voorbereid te zijn op vragen
over dergelijke rupsenplagen. Om dit te vergemakkelijken,
hebben wij de belangrijkste verschillen op een rijtje gezet.
Deze verschillen zitten in de waardplant, de kleur van de
rupsen en de vorm van de nesten en in de zichtbaarheid van
de rupsen. Aan de hand van deze kenmerken kan de
aantasting eenvoudig op naam gebracht worden.

Kenmerk eikenprocessierups spinselmot
Waardplant eik (voornamelijk zomereik) wilg, kardinaalsmuts, vogelkers en meidoorn.
Géén soort op eik!
Kleur rups jong: oranje
volgroeid: grijzig met lichte banen en dicht behaard
geelgroen met op elk segment donkere stippen
Vorm nest bolvormige zakken op de stam, vaak onder de aanhechting van takken of laag op de stam

grotendeels in wit weefsel ingekapselde bomen en struiken

Gedrag rups trekt in rijen (processies) over de stam tussen de nesten op de stam en het voedsel in de kroon

blijft voornamelijk binnen de nesten of hangt er aan lange draden onder



Zodra de soort op naam is gebracht, dient de afweging
gemaakt te worden of ingrijpen noodzakelijk is. Als eerste
dient hierbij gesteld te worden, dat de bomen zelf relatief
weinig overlast ondervinden van beide soorten rupsen.
Ondanks dat ze vrijwel geheel kaalgevreten kunnen worden,
lopen ze in de loop van juni weer uit met nieuw blad. Het
gaat dan ook om esthetische (spinselmotten) of
gezondheidsredenen (eikenprocessievlinder).
De gezondheidsproblemen zijn het gevolg van de brandharen
op de eikenprocessierups.

De eikenprocessierups is de larve van de
eikenprocessievlinder. De volgroeide vlinder vliegt in de
nazomer (augustus/september). De vrouwtjes zijn weinig
mobiel en blijven veelal in de omgeving van de boom waar ze
zelf zijn opgegroeid; de mannetjes zijn veel mobieler en zijn
zelfs al op de Waddeneilanden waargenomen.

De vrouwtjes leggen de eitjes in de toppen van eiken. Vooral
in inheemse eikensoorten maar bij het ontbreken daarvan
wordt genoegen genomen met andere soorten eiken. In het
voorjaar (april) komen de rupsjes uit het ei. Ze zijn in het
begin nog oranje. Pas na de derde vervelling (eind mei tot in
juli) krijgen de rupsen de beruchte brandharen. De rupsen
blijven tot eind juli actief. Daarna verpoppen ze zich waarna
in augustus weer vlinders uitkomen.

Eén rups kan maar liefst 700.000 brandharen meetorsen!
Wanneer mensen contact hebben met dergelijke brandharen
kunnen gezondheidsklachten als jeuk, huiduitslag of irritatie
aan ogen en luchtwegen ontstaan. Dergelijk contact hoeft
overigens niet per se direct te zijn; ook wandelen of fietsen
onder bomen met rupsen kan tot klachten leiden. De rupsen
verwerken ze namelijk ook in hun nesten. Probleem daarbij is
dat de nesten nog lange tijd intact kunnen blijven en dat de
brandharen hun werking 6 tot 8 jaar kunnen behouden.

Al sinds de ontdekking van de rupsen in Noord-Brabant in
1990 is getracht de verdere verspreiding van en de overlast
door de rups te verminderen. Inmiddels is duidelijk dat de
vlinder niet spontaan weer verdwijnt, zoals bij eerdere
invasies in de 19e eeuw wel het geval was. Het beleid is nu
dan ook meer gericht op het voorkomen van overlast daar
waar de rupsen zijn aangetroffen. Hiervoor is door een
samenwerkingsverband tussen Alterra, de
Plantenziektenkundige Dienst en de Vlinderstichting een
leidraad ontwikkeld. Deze is te vinden op:

http://www2.alterra.wur.nl/webdocs/internet/corporate/prodpubl/boekjesbrochures/rupsweb.pdf

Meldpunten
In 2009 is in Amsterdam de coördinatie van de bestrijding van de rupsen via de GGD verlopen. Het verdient dan ook de aanbeveling om bij vondsten van eipakketten, rupsen of nesten de GGD te waarschuwen. Zij zullen dan huisartsen en dierenartsen op de hoogte brengen en zorgen voor informatie op hun website (www.gezond.amsterdam.nl).  

Over het algemeen heeft elke gemeente een eigen meldpunt; informeer hiernaar bij uw gemeente.


Terug naar Ziekten en plagen


 

Groenadvies Amsterdam B.V.


Jonge Voolweg 11
1521 RH Wormerveer

Postbus 36233
1020 ME Amsterdam
Nederland

Tel: 06-50523935
E-mail: info@groenadviesamsterdam.nl

 

Privacy en cookies

 

Hoe vindt u ons?


Klik hier voor onze routeplanner.

 

Heeft u vragen?


Vul het onderstaande formulier in en wij nemen contact met u op.

Copyright 2025 - Groenadvies Amsterdam B.V.
Inloggen | Ziber Website | Wijn Design - Webdesign Heerhugowaard